Op een namiddag belde een mevrouw uit een naburig dorp. Haar lieve man was overleden en of ik meteen kon komen. Om efficient te kunnen handelen vroeg ik of we haar man thuis of elders zouden opbaren. “In huis? nee. Hij moet naar de schuur” sprak ze op stellige toon. Ik was verbaasd en zei dat ik gauw naar haar toe kwam. Toch wel benieuwd naar de situatie belde ik een half uur later aan.
Mevrouw ging me voor naar boven waar haar man tijdens zijn middagslaapje in het echtelijke bed was overleden. Vervolgens ging ze me voor naar de schuur.”Kijk, “zei ze. “Hier moet hij worden opgebaard”. Ik keek eens rond, een werkschuur, veel materialen, veel gereedschap en koud. Ik knikte begrijpend, dit was duidelijk meneer zijn plekje. Ongerust informeerde mevrouw of ik het echt begreep. “Hier was hij altijd, en kwam alleen binnen om te eten en te slapen” legde ze uit. We hebben hem daar in zijn kist neergelegd, temidden van alles wat hem lief was, een tafeltje met bloemen en foto’s ernaast. Zijn spullen om hem heen. Geen kamerschermen, alles moest zichtbaar blijven. Zo kwam het ook op de rouwkaart: Jan is thuis, op zijn eigen plekje. In de dagen die volgden zag ik vele mensen het erf op komen en direct doorlopen naar het schuurtje. Vervolgens kwamen ze naar binnen om de vrouw te condoleren met haar verlies. Ze wisten dus allemaal waar ze haar man altijd konden vinden. Het was voor mij even wennen, maar uiteindelijk een prachtig gebeuren.