Hans was 94. “Een man van alle dag” zoals men dat zegt. Een paar maanden geleden hebben zijn vrouw en ik een draaiboek voor de uitvaart gemaakt. Ondanks de hitte dronk en at Hans al een paar weken niet meer. Als de familie me belt is hij net overleden. Ze zullen me terug bellen wanneer de verpleeghuisarts is geweest, om de dood te constateren. Dan pas mag ik actie ondernemen. Zo stap ik een uurtje later op de voordeur af. Paulien, de echtgenote van Hans en hun dochter staan me al op te wachten. Ik condoleer mevrouw en laat ze voorgaan naar de overledene. Op de gang zitten de twee schoonzoons. In de kamer is het druk. In de hectiek tel ik zes kleinkinderen met aanhang, en nog een dochter. Allemaal intens verdrietig. Aan Hans te zien is het sterven niet gemakkelijk gegaan . Gelukkig hebben ze vanmorgen allemaal nog afscheid van hun vader en opa kunnen nemen, begrijp ik uit de verhalen. Dan komen mijn collega’s van de verzorging ter plaatse en verdwijnt de familie stap voor stap naar huis. In de hal beneden wachten Paulien en haar dochters, Het is een hete zondagmiddag en het is in de kamer niet koel te krijgen. Ondanks dat we hadden afgesproken dat Hans op zijn kamer opgebaard zou worden denk ik daar nu anders over. Ik overleg met de echtgenote en dochters, Hans kan beter naar het uitvaartcentrum worden overgebracht, waar een goede koeling aanwezig is. De beslissing ligt uiteindelijk bij de familie, en gelukkig zijn ze het met me eens. We nemen Hans mee. In de koelruimte verzorgen we en leggen we Hans in de gekozen kist.
Tot mijn grote verbazing slaat de familie de uitnodiging om afscheid te komen nemen af. Niemand hoeft nog te komen, ze hadden immers al afscheid genomen? Mijn argument dat Hans er nu veel meer beter en meer ontspannen bij ligt wordt weggewuifd. Het is goed zo. Ze zijn helemaal uit het veld geslagen, en weten niets te zeggen als we toch de uitvaart moeten voorbereiden. Of ik het woord wil doen? Dat kan, want ik heb in het verleden al een aantal gesprekken met Hans en Paulien gehad, een korte levensloop moet lukken. Bloemen? “Bestel maar iets, hij hield van kleuren”. Muziek? Met moeite wordt een door Hans geliefd muziekstuk genoemd. “Zoek jij de rest er maar bij, van de zelfde muzikant is prima” Een bijdrage van de achter kleinkinderen? “moeten die daarbij zijn dan, doe maar niet”. En zo gaat het door. Wat ben ik blij dat we dat draaiboek al hebben. Ik ga regelen, overleg regelmatig en ze vinden alles prima. Wat is dit intens verdrietig.
Bij de uitvaart leggen de achterkleindochters een bloemetje bij opa, de jongetjes steken een kaarsje aan. De muziek is duidelijk herkenbaar en goed zo. De oudste dochter leest een gedichtje. Tijdens de condoleance kleuren de kindjes een kleurplaat en maken een tekening. Bij het afscheid geef ik ze een boekje waarin ze hun gedachten kunnen opschrijven of tekenen. Aan Paulien geef ik informatie over het TranenTasje mee. Wellicht hebben ze er zelf ook nog wat aan. De koffie en cake wordt amper aangesproken, ze krijgen geen hap door hun keel. Bij hun vertrek bedanken ze me voor de mooie dienst, voor de fijne begeleiding en de goede zorgen. Door het raam van het crematorium zie ik ze stilletjes in de auto stappen. Een paar bloemetjes uit het rouwstuk in de hand. Ik hoop dat ze vandaag nog een poosje bij elkaar blijven en elkaar zullen troosten. En zelf ben ik tevreden omdat zij tevreden zijn. Wat een verantwoordelijkheid was dat, om zelf de woorden, de bloemen en de muziek uit te mogen zoeken. En ik ben blij, omdat ik het goed heb kunnen doen, en daarom ben ik zo blij met dit vak. Na een paar weekjes belt Paulien. “Nogmaals veel dank voor de fantastische begeleiding. Zou je binnenkort ook met mij een draaiboek willen maken? Dat is een idee van de kinderen. We waren allemaal heel erg tevreden”.